De mol heeft een zachte pels die bestaat uit een dichte zwarte vacht en op z’n buik is ie grijs. Van vocht of kou heeft de mol geen last, daar zorgt z’n water en zand dichte vacht wel voor. Twee minuscuul kleine ogen, zo groot als een flinke speldenknop, heeft de mol wel, maar geen oren. ‘Horen’ doet hij met z’n tast en snorharen, die ingeplant staan boven de spitse snuit. Alleen de vier poten zijn aan de onderkant onbehaard.
Het meest opmerkelijke zijn z’n voorpoten, dit zijn krachtige graafwerktuigen, de naar buiten gedraaide hand is verbreed met een extra vinger. De nek is schijnbaar verdwenen maar de kop kan wel degelijk onafhankelijk bewegen. Achter de schouders is het lichaam vrijwel cilindrisch, de lichaamslengte varieert tussen 125 en 165 mm. Mannetjes wegen ongeveer 120 gram en vrouwtjes 90 gram.
Zintuigen
Mollen hebben een goed ontwikkelde tastzin en een orgaan om veranderingen in temperatuur en vocht waar te nemen, de reuk en gehoor zijn matig en het zicht is slecht.
Voortplanting
De mannetjes verlaten vroeg in het voorjaar hun territorium op zoek naar een vrouwtje, daarbij schuwen ze geen water want mollen kunnen zwemmen. De paring vindt plaats in maart – april. Na een dracht van 4 -5 weken worden 2 -7 jongen geboren (meestal 4-5). De jongen wegen 3,5 gram en hebben een lengte van 35 mm. In 3 weken zijn ze tot bijna volwassen lengte gegroeid en is de vacht ontwikkeld. De jongen worden 4 -5 weken gezoogd en blijven daarna nog 2 -3 weken bij elkaar in het gangenstelsel van de moeder. Eind juni gaan de jongen op zoek naar een eigen territorium, er vallen echter veel slachtoffers door toedoen van roofvogels, katten, reigers en het verkeer.
Territoria en gangenstelsels
In een gebied waar mollen zich ongestoord kunnen ontwikkelen, hebben de mollen elk een afzonderlijk deel van een groter gangenstelsel. Buiten de periode dat er jongen zijn leven ze hier alleen. Er is een stelsel van oppervlakkige gangen, ook wel jaaggangen of ritten genoemd en een stelsel van diepere gangen. Bij de oppervlakkige gangen wordt de grond meestal wat omhoog gedrukt, bij de diepere gangen wordt de grond naar boven gewerkt en ontstaan hopen.
De oppervlakte van een territorium is ca. 400 m². De verblijfsgangen en holtes waar voedselvoorraden worden aangelegd, waar wordt geslapen en waar het nest wordt gemaakt beslaan een lengte van om en nabij de150 meter. Per uur kan een mol een gang graven van 12 tot 15 meter lengte. Ondergronds heeft de mol maar één vijand en dat zijn z’n soortgenoten. Het eigen territorium wordt fel verdedigd tegen andere voedselzoekende mollen. Iedere dag worden de gangen geïnspecteerd op aanwezig voedsel en op indringers. Als er een territorium vrijkomt wordt het snel ingepikt door de buren. Het territorium zit voor een belangrijk deel in, onder en bij perceelscheidingen, zoals afrasteringen, heggen, slootkanten en bermen.
Voedsel
Wormen vormen het hoofdvoedsel van de mol, maar ook insectenlarven, poppen en slakken. Dagelijks wordt de helft van zijn eigen lichaamsgewicht aan voedsel verorberd.
Activiteit
De mol is niet 24 uur per dag actief, meestal zijn er 3 activiteitsperioden van ongeveer 4 uur. Tussen november en februari valt er 1 periode samen met het daglicht en is er een korte periode ‘s nachts. In de periode mei – augustus is de rustperiode overdag wat meer variabel en is er door de daglengte geen activiteit midden in de nacht.
Bestrijden van mollen
Het bestrijden van mollen kan chemisch gebeuren d.m.v. fosforwaterstofpillen (PH3). De pillen worden door een speciaal leggeweer in de rit gelegd waar ze door invloed van vocht beginnen te gassen, dit gas heeft de reuk van knoflook en is dodelijk voor de mol. Voor deze methode worden bepaalde eisen gesteld aan de deskundigheid van de gebruiker en moet je een cursus gevolgd hebben.
Een andere methode is het vangen met een vangkooi, de kooi wordt in de rit geplaatst en de mol wordt gevangen als hij tegen een klepje aanloopt zodat er een deurtje dichtklapt. De mol kan dan ergens anders worden vrijgelaten. Men kan ook de mol uit de gang scheppen als men de mol ziet wroeten, de meeste kans heb je om 8, 12 en 18 uur, en als je tegen de wind in gaat wachten, je moet wel geduld hebben.
De meest toegepaste methode is het vangen met een mollenklem.
Het plaatsen van een mollenklem
Druk een dag van tevoren de gangen en de hopen goed in, de volgende dag kan je dan zien of de mol er nog is. Zet de klem op een rustige plaats, waar dus geen mensen en dieren lopen, door trillingen wordt de mol verjaagd. Een mol gaat meerdere keren per dag water drinken, zoek dus een gang die naar water toe gaat. Graaf deze gang voorzichtig open en controleer of de gang goed doorlopen is, dit is herkenbaar aan een gladde gang. Haal de ingevallen grondresten weg en span de klem. Zet de klem voorzichtig en stevig in de gang, zodat het lipje midden in de gang zit, de ruimte tussen het lipje en de onderkant van de gang mag niet groter zijn dan de mol. Maak de gang weer donker door hem te bedekken met bijvoorbeeld een emmer. De mol komt aan, wipt het lipje omhoog, de klem klapt dicht en de mol is onmiddellijk dood.
Deskundige hulp
Vormen de mollen een ware plaag? Laat dan een deskundige ingrijpen.
Met dank aan Piet Visser
Op dit moment hebben wij helaas geen tijd om nieuwe klanten met mollen aan te nemen.
Zelf doen? Klik hier voor onze producten om zelf mollen te vangen.